2025-05-12
Na vijfentwintig jaar als taxichauffeur gereden te hebben, besloot ik dat het tijd was om mijn meest gedenkwaardige momenten en bizarre belevenissen op papier te zetten. Want zeg nou zelf, het zou toch doodzonde zijn om deze verhalen – die opmerkelijk, hilarisch, of ronduit absurd zijn – zomaar te laten wegkwijnen in de krochten van mijn geheugen?
Vooral die ritten waarin passagiers hun diepste geheimen, slechtste dag of wildste dromen met mij deelden, hebben een speciaal plekje in mijn hart. Je kunt gerust zeggen dat ik als taxichauffeur meer ben dan een bestuurder: ik ben een rijdende biechtstoel, amateurpsycholoog, en onbedoeld getuige van de natuurlijke komedie.
Dus ja, ik heb een bonte verzameling verhalen samengesteld – een mengelmoes van alles wat mij te binnen schoot. Sommige gebeurtenissen zijn zo ongelofelijk dat je zou denken dat ik ze verzonnen heb, maar geloof me: de werkelijkheid is vaak gekker dan fictie. En nee, ik zal geen namen noemen. Wat in de taxi gebeurt, blijft in de taxi… meestal. Of trouwens, ik noem wel namen. Dan weten jullie dat alvast.
Dus, beste lezer, stap in, maak het jezelf gemakkelijk en laat je meenemen met deze rit vol gekkigheid, ontroering en onverwachte zaken. De meter loopt. Ik hoop dat dit verhaal je regelmatig laat glimlachen – of je nou in de trein zit, thuis op de bank, of stiekem leest terwijl je eigenlijk iets anders zou moeten doen. Goede reis!
Ik rijd nog steeds dagelijks, en dat betekent dat de stroom aan nieuwe verhalen voorlopig niet opdroogt. Elk opvallend avontuur krijgt een plekje in dit document zolang ik eraan werk. Er bestaat dus een kans dat ook jij in dit schrijfsel gaat voorkomen. Vergeet het, denk daar niet aan wanneer je een taxi instapt. Blijf jezelf. Voor hetzelfde geld schrijft ook een barkeeper, een AH-caissiere, een politieman, een leraar van een basisschool of jouw eigen buurman ook verhalen. Daar kun je niet op voorhand op bedacht zijn. ‘Schrijvers zijn onder U!’ Of je nu in mijn taxi stapt of aanschuift in een driesterrenrestaurant…ook de ober kan een schrijver zijn die straks haarfijn jouw reactie beschrijft bij het proeven van zacht gaargestoomde coquilles. Houd er geen rekening mee, geef je over aan het feit dat je jouw gedragingen altijd ergens terug zou kunnen lezen maar heb er maling aan. De schrijvers willen het. Blijf authentiek, want anders valt er niks te schrijven. Bij voorbaat hartelijk dank. ‘Zij die gaan schrijven groeten U’.
Zo, dat was een mooie inleiding en het gebeurt niet zo vaak dat je een verhaal begint met een leugen. Haha, daar heb ik jullie te pakken, nietwaar? Ik bén helemaal geen taxichauffeur. Maar wat zou het me leuk lijken om er soms een te zijn, en echt mensen in de taxi te krijgen die me iets opmerkelijks vertellen of die mij iets opvallends laten beleven, of simpelweg laten lachen. In dit schrijfsel zal ik als schrijver in huiden kruipen. Van de taxichauffeur, van misschien de bibliotheekmedewerker, de nachtportier, de dolfijnentrainer, de protestorganisator, de influencer, de beroepsvoetballer, wielrenner, nachtburgemeester, beroepsmuzikant en de bedelaar. Noem de huid maar op en ik kruip erin. Niemand is nog veilig. Voor je het weet beschrijf ik je met huid en haar!
Nu de AI-versie van deze inleiding. Ik gaf AI de opdracht er een meer literaire inleiding van te brouwen, en daarna nog wat literairder. Binnen een fractie van een seconde verschijnt dan deze versie:
Na vijfentwintig jaar over de wegen gezworven te hebben als taxichauffeur, besloot ik de achterbank van mijn herinneringen leeg te schrijven.
Te veel momenten dreigden weg te zinken in de moerassen van het geheugen — grillige, hilarische, soms ronduit absurde taferelen, te kostbaar om onopgemerkt te verdwijnen.
Er zijn vooral die ritten — die zeldzame tochten waarin een passagier zijn diepste geheimen, zijn slechtste dag of zijn wildste droom aan mij toevertrouwde. Dan was ik meer dan een stuurman door de nacht: ik was biechtvader, psycholoog zonder diploma, stille getuige van de roekeloze schoonheid van het menselijk bestaan.
En dus verzamelde ik ze, deze verhalen, als kiezelstenen die je onderweg opraapt en achteloos in je zak steekt — klein, ogenschijnlijk onbeduidend, maar glanzend in het juiste licht. Sommige zijn zo wonderlijk dat je zou zweren dat ik ze verzon. Toch is het de werkelijkheid die steeds opnieuw de grenzen van de verbeelding tart.
En namen? Ach, misschien noem ik ze wel. Misschien ook niet. Laten we die spanning tussen ons houden.
Stap in, beste lezer. Leun achterover. Laat je meenemen op een tocht die alle kanten opschiet — van rauwe hilariteit naar stille ontroering, van onverwachte ontmoetingen naar kleine openbaringen. De meter loopt al.
Lees waar je wilt: in de trein, op de bank, onder de dekens — en weet: soms is het leven zelf een betere schrijver dan wij ooit kunnen zijn.
Nog altijd rijd ik, dag in, dag uit. Verhalen blijven instappen, zichzelf aanreiken, zachtjes fluisterend om opgetekend te worden. Wie weet — misschien ben jij de volgende. Maar denk daar niet te veel over na. Blijf jezelf.
De wereld zit vol heimelijke schrijvers: de barkeeper, de caissière, de agent, de ober die je coquilles serveert. Misschien, zelfs nu, glijdt je naam al de marge in van iemands notitieboek.
Houd je niet in. Geef je over. Alleen het echte is het vertellen waard. Wij die schrijven, groeten u.
Zo. Een mooie aftrap, dacht ik zo.
Al moet ik iets bekennen: ik begon met een leugen.
Ik bén geen taxichauffeur. Nooit geweest.
Maar ach, wat had ik graag in die stoel gezeten — reizigers opgevangen als vallende sterren, hun verhalen met zachte hand verzameld.
In dit boek kruip ik in elke huid die mij roept: chauffeur, bibliotheekmedewerker, nachtportier, dolfijnentrainer, protestorganisator, influencer, voetballer, muzikant, bedelaar.
Geen bestaan te gewoon, geen leven te onaanraakbaar.
Wees gewaarschuwd: voor je het weet, beschrijf ik je — met huid en haar.
Ik vind de AI-versie van mijn inleiding in sommige opzichten veel mooier dan mijn eigen versie. Tegelijk is die van mij echter…menselijker, en ongepolijst. Dus ik ga de verleiding weerstaan en de rest van dit boekje zelf invullen. Zo veel mogelijk dan hè. Want soms loopt een zinnetje niet zo naar mijn zin. Een paar tellen later staat het soepel op papier. En de techniek is er, dus waarom zou ik er géén -weliswaar kritisch- gebruik van maken? Zelf verzon ik de titel ‘Zij die gaan schrijven, groeten u. Gladiatoren werden in het Colosseum aangekondigd met: ‘Zij die gaan sterven, groeten u.’ Daarop is dit gebaseerd. Er is meteen herkenbaarheid door die bekende Romeinse uitspraak ietwat te verbasteren. AI maakte er nét wat anders van: Wij die schrijven, groeten u. En deze verbetering is geniaal. Vandaar dus deze AI-gegenereerde titel. Het woordje ‘gaan’ weglaten maakt het zo veel mooier. En ‘Wij’ in plaats van ‘Zij’ …moet ik meer zeggen? Veel leesplezier.
1
Koning klant.
Het is het jaar 2000 en het vuurwerk van de eeuwwisseling is nog maar net gedoofd. Veel mensen zijn nog wakker op dit uur, en het is ontzettend druk op de taxi. Daarmee bedoel ik dat het niet alleen voor mij, maar voor alle taxi’s in de stad een hectische nacht is. Onder chauffeurs noemen we dit simpelweg “druk op de taxi”. Als het zo’n chaos is, rijden we allemaal wat sneller en proberen we zoveel mogelijk klanten van A naar B te brengen. Klinkt simpel, toch? En meestal is het dat ook… totdat je een klant hebt die, na iets te diep in het glaasje gekeken te hebben, zelf niet meer weet waar “B” eigenlijk is.
‘Bisonstraat Breda, rij jij daar nog in de buurt, Herman 334?’ Ik ben taxi 334, en mijn naam is Herman.
De centrale is ons baken en houvast, het kloppende hart van ons werk. Via het communicatiesysteem – een eenvoudig maar effectief radiosysteem – stuurt de centrale ons aan. Ze vragen of je vrij bent, of klaar met je vorige rit, en proberen in alle hectiek een logische en efficiënte planning te maken die standhoudt. Zonder de centrale ben je nergens. Het is ook de plek waar je terecht kunt als er iets misgaat – of als je een klant hebt die een tikkeltje te vreemd is om jezelf helemaal gerust en op je gemak te stellen. De centrale is je reddingsboei, een lijntje naar veiligheid wanneer dat nodig is. Want hoewel het merendeel van de klanten respectvol is, kom je helaas ook wel eens het tegenovergestelde tegen.
‘Ik ben vrij, centrale, zeg het maar…’ ‘Nummer 334, Bisonstraat, hoek Antiloopstraat, aan de kant van de Beverweg. Taxi gevraagd. Hoe laat kun je daar zijn?’ ‘Ik ben daar vlakbij, centrale. Twee minuten.’ ‘Is bevestigd, 334. Bestemming nog niet bekend.’
Ik vind het altijd een beetje jammer als de centrale niet weet waar de klant heen wil. Maar goed, dat hoort erbij. ‘Geen punt, centrale. Ik meld het zometeen.’
Op een nacht als deze is de centrale zelf ook overspoeld met werk, en soms gaat er wat informatie verloren. Een groet kan dan achterwege blijven, maar meestal gaat alles gepaard met collegiale beleefdheid. ‘Dankjewel, 334,’ of ‘Dank centrale, of dankjewel Bert, Karel, Farida, Toos, of wie je ook spreekt via het communicatiesysteem.’
En zo gaan we door – met de centrale als onze gids door de nacht, en met klanten die ons werk soms ronduit onvergetelijk maken.
Ik arriveer snel op de genoemde locatie maar zie niemand staan. Ik zet de auto stil en kijk eventjes in het rond. In de millennium¬nacht (31 december 1999 op 1 januari 2000) was het weer in Breda zacht voor de tijd van het jaar. De temperatuur lag rond de 8 à 10 graden Celsius. Het was grotendeels bewolkt, met af en toe wat lichte regen of motregen. Er stond een matige zuidwestenwind. Ondanks het grijze en vochtige weer hing er een feestelijke sfeer in de stad. Dan zie ik een donkere gestalte tegen een muur zitten. De persoon komt wankel en moeizaam overeind, heeft mij gezien want zijn arm geeft dat duidelijk aan maar het opstaan en richting kiezen gaat wat lastiger. Het is drie uur oud, dit jaar en mijn eerste dronken klant neemt zometeen plaats in mijn taxi. Ik heb niets tegen dronken klanten. Ze vertellen de leukste verhalen en zijn over het algemeen vrolijk. Behalve wanneer ze een verkeerde dronk hebben, of gaan kotsen want dan kan het minder leuk zijn.
Ik stap uit, en loop naar de persoon toe die inmiddels wel rechtop staat, maar zichtbaar zwaar dronken is. ‘Komt u maar’ zeg ik en ik begeleid de man naar mijn taxi. Ik zet hem met beleid in de taxi achterin rechts en sluit behoedzaam het portier.
Ik stap weer in en vraag de man waar hij heen moet. ‘Eééééééj, sjuffeur…hedde gij…gif maor unne slinger…ik zal ….meej hahaha ….hahhaha… nou.’
Wat de man allemaal uitkraamt daar is geen touw aan vast te knopen. Deze mate van dronkenschap is relatief zeldzaam, maar goed zo lang hij niet mijn taxi bevuilt met plas poep of kots, kan ik het goed hendelen. ‘Heb je voor mij een adres…adres?’
‘Adderes…adderes…ja Bisonstraat hier netuurlijk…taxi…taxi …taxi…lekker warm.’
‘Waar moet je heen? Waarhéén?’vraag ik.
‘Da’s doe maar ja…rij maar ik zegget zo wel…’
Waarschijnlijk weet de klant wel waar hij heen gebracht moet worden, maar is hij het nu eventjes kwijt. Als ik een stukje rij, en hij zit rustig dan komt zijn adres wel weer bij hem bovendrijven zo veronderstel ik. Eerst maar eens gaan rijden…de meter loopt.
Na ongeveer drie straten enigszins doelloos te hebben doorgereden waag ik de vraag nog eens te stellen. ‘Meneer, waar moet u heen? Waar wilt u heen? Wilt u naar huis?’ vraag ik. Het blijft stil achterin en als ik even achterom en in de spiegel kijk zie ik dat de man al in een vermoedelijk diepe slaap gevallen is.
‘Herman, 334…is alles goed bij jou?’ hoor ik Toos van de centrale zeggen. ‘Ja, zeker alles goed maar weet jij waar ik die man heen moet brengen misschien…hij is in slaap gevallen en heeft me niet verteld waar hij heen moet.’
‘In slaap gevallen? Zegt Toos verbaasd…’hoezo?’
‘Ja, hoezo…die man slaapt. Ik heb hem overeind getrokken en in de auto gezet maar hij heeft nog niet verteld waar hij heen moet. Hij verkeert in kennelijke staat.’
‘Nou, Herman …zegt Toos. Rij maar terug en laat hem uitstappen, want op de Beverweg hoek Antiloopstraat aan de kant van de Beverweg staat de klant al twintig minuten te wachten op zijn taxi…hij is slechts twee minuten weggeweest om zijn telefoon van thuis mee te nemen die hij vergeten was, zegt hij. Maar hij heeft nu toch dringend zijn taxi nodig.’
Het zijn geen gebeurtenissen die je dagelijks meemaakt…maar in dit geval had ik een dronken zwerver opgepikt, en de aanname gedaan dat hij de klant was die de taxi besteld had. Het kan verkeren. Bij toeval verbleef die op de plaats waar de centrale mij naar toe gestuurd had. De dronken zwerver vond het wel heerlijk om eventjes in een warme taxi te mogen plaatsnemen, en ach…ik heb hem maar een paar uurtjes laten zitten. Nadat de man wakker werd, heb ik hem op het station op zijn verzoek afgezet. De klant is koning, nietwaar?
Admin - 15:32:39 | Een opmerking toevoegen
Lees hier Frens' blogs; altijd interessant, soms kritisch, vaak met een knipoog, actueel.
De inhoud die hier wordt weergegeven kan niet worden weergegeven vanwege de huidige cookie-instellingen.
Deze website kan inhoud of functies aanbieden die door derden op eigen verantwoordelijkheid wordt geleverd. Deze derden kunnen hun eigen cookies plaatsen, bijvoorbeeld om de activiteit van de gebruiker te volgen of om hun aanbiedingen te personaliseren en te optimaliseren.
Deze website maakt gebruik van cookies om bezoekers een optimale gebruikerservaring te bieden. Bepaalde inhoud van derden wordt alleen weergegeven als "Inhoud van derden" is ingeschakeld.