-verhalen-boeken-columns- 
Frens Hoornick

2023-09-18

Hans en Grietje -herschreven sprookje-

Na de onthullingen van Roodkapje en Klein Duimpje die een groot succes waren volgt hier het verhaal van Hans en Grietje.
Dit verhaal kent geen waargebeurde versie en is in zijn geheel verzonnen. Echt een sprookje dus. Waarom hiervoor gekozen? Welnu, de totstandkoming van het verhaaltje is een verhaal apart en zeker de moeite van het lezen waard.
Om jullie goed te informeren ga ik eventjes terug naar de basis.  Hänsel und Gretel zou voor het eerst opgetekend zijn door de Duitse gebroeders Grimm. Dat is juist. De gebroeders Grimm worden vaak genoemd en waren gezien de grote hoeveelheid verhalen van hun hand aardig aan de weg aan het timmeren. Zeker voor die tijd. Zo zou je denken. Je stelt die twee voor als aardige mannetjes met brilletjes die gezellig aan een grote tafel samen verhaaltjes zitten te verzinnen. Een kopje thee erbij, een zelfgebakken koekje en maar schrijven en verzinnen. Welnu, het beeld wat je in je hoofd haalt klopt niet. Het ging…hoe moet ik het zeggen…’anders’ bij de gebroeders Grimm. De verhaaltjes kwamen wel maar ze kwamen anders tot stand dan je zou denken. Ze werden niet in gezelligheid aan een grote tafel met een pot thee erbij opgetekend. Nee, zo ging het niet. In dit verhaal zal ik de fijnste details weergeven van de schrijversrituelen van de gebroeders Grimm. Je zult deze heerschappen in de toekomst met geheel andere ogen bekijken. Dat beloof ik je.

Het verhaal dateert uit het jaar 1816. ‘De gebroeders Grimm hebben het geschreven’ beweert men. Allebei? Neen! Jacob Ludwig Karl Grimm kon niet schrijven! Hij was een halve analfabeet. Naast een aantal aangeboren afwijkingen zoals onder meer slechthorendheid had hij last van wat tegenwoordig dyslexie heet. Hij kon geen b van een d onderscheiden en zijn broer Wilhelm Karl Grimm werd er gek van. Na vele pogingen en onenigheid waren ze overeengekomen dat alleen Wilhelm voortaan de pen mocht hanteren. Ludwig – zoals Wilhelm zijn broer noemde- mocht wel aan de verhalen mee verzinnen. Maar schrijven was voor hem gedaan want Wilhelm was zijn verhalen van ‘be doze wolf’ beu als koude pap. In verzinnen was Ludwig weer beter en het moet gezegd dat deze twee dikzakken - want dat waren het, twee luie dikzakken! - een aardig evenwicht gevonden hadden in hun taakverdeling.
Als ze ‘s middags uitgeslapen waren en voorzien van een uitgebreide lunch en wanneer ze daarna weer een middagdutje gedaan hadden kon het zomaar gebeuren dat ze iets wilden gaan schrijven. Iets gaan verzinnen. Ludwig had een rijke fantasie die niet zelden van erotische aard bleek. Wilhelm filterde de door Ludwig gesproken verhalen en brouwde er zoiets leesbaars van. Hun doelgroep waren de kinderen. Jonge kinderen tot ongeveer de leeftijd van zo’n twaalf jaar. Hänsel und Gretel is wel hun persoonlijke meesterwerk als je daar bij zo’n niemendalletje al van zou kunnen spreken. Het eerste deel is regelrechte plagiaat. De hongerige kinderen die moeten worden achtergelaten in het bos, de steentjes van Hänsel die hij strooit om de weg terug te vinden, de broodkruimels later die worden opgegeten door de vogels, het verdwalen. Regelrecht en onbeschaamd overgeschreven uit Klein Duimpje. Daarna komt een eigen verzinsel bovendrijven, zodat het verhaaltje toch een eigen identiteit krijgt.
Ludwig had een spraakgebrek en wanneer hij sprak was dat steevast met veel geslis, veel lucht en speeksel. Dit tot ergernis van zijn dikke broer. Wanneer Ludwig zijn kant op sprak moest Wilhelm zijn papier hoeden voor vele druppels speeksel. Vaak was het gebeurd dat zijn schrijfsels onleesbaar werden, doordat het speeksel van de ook nog luidruchtig sprekende Ludwig zich vermengde met de nog natte inkt. Omdat Ludwig het allemaal niet door had en ook wat doof was, had Wilhelm heel wat met hem te stellen.
Enfin, op een dag had Ludwig een fantasie. Omdat hij wat kwaaltjes had en niet echt proper was op zijn lichaam had hij moeite om het vrouwelijk schoon aan zich te binden. De gemiddelde dame uit 1816 had geen voorkeur voor iemand als Ludwig, die naast winderigheid en de eerdergenoemde kwalen ook een slecht en bruin gekleurd gebit had, wat goed zichtbaar was samen met een overschot aan naar buiten staand tandvlees. Pruimtabak richtte een behoorlijke schade aan in zijn mond. Wanneer Ludwig lachte was het niet om aan te zien. Zijn bek leek meer op die van een jong veulen dan die van een mens. Maar goed, gedachten over het samenzijn met iemand van het andere geslacht had Ludwig beslist. Ook wanneer hij heimelijk de geit neukte achter het schuurtje waren zijn gedachten altijd bij Marieke. Marieke was een schoonheid van de eerste orde en woonde pal naast ‘die dicken Brüder’. Als Ludwig haar voorbij zag lopen ging zijn fantasie meteen met hem aan de haal. Wanneer hij dan ook nog aardig wat brandewijn had gedronken ging het helemaal los. Wilhelm was er dan altijd bij met zijn pen in de aanslag.
Stotterend en luid, dan weer zachtjes en haast onverstaanbaar prevelend keek Ludwig uit het raam en maakte daarbij een verende beweging. Alsof hij wilde opstaan maar zich meteen weer bedacht en weer ging zitten, en dat bleef hij dan eindeloos herhalen. Met zijn haren door de war keek hij naar Marieke die met haar pronte borsten vooruitliep. ‘Snotver… eh snotver…. Ik ga je… snotver…’ prevelde Ludwig om daarna veel te hard te roepen; ‘Wilhelm!! Wilhelm!! Dort geht Sie wieder!!’ Dan lachte hij tweemaal een vreemde hoge snik, ging liggen op de grond en trok een tafelkleed over zich heen. Wilhelm kwam dan dichterbij zitten omdat nu het verhaal op gang zou komen waar hij geen woord van wilde missen.
Zo is Hänsel und Gretel ontstaan. Ludwig sprak slissend vanonder zijn tafelkleed:
‘Ze waren arm en de moeder was een hoer. Nee ze was geen hoer maar ze werd er wel een. Omdat ze geen geld hadden. Neuken voor geld! Neuken voor geld …ha ha ha (en weer die hoge giechel er achteraan). Ze moesten het huis uit! Het huis uit!! Weg jullie snotverdomme…’ zo begon Ludwig. Zo nu en dan was zijn relaas onverstaanbaar of werd Wilhelm afgeleid door een plotse lach of gil van zijn broer. Maar Ludwig vervolgde: ‘Ze gingen het bos in om te neuken! Haha jaja! Nee ze hadden geen geld en moesten weg. Ze moesten weg. Hänsel nam stenen mee om de weg terug te vinden. De slimmerik… ha ha ha…haaa!! lachte Ludwig buitensporig hard. ‘En ze waren verdwaald! Zie je nou wel! Zie je nou wel!! Ik ga de geit neuken!! snotver…snotver!’
Wilhelm trachtte het door Ludwig gesproken verhaal in zijn geheel te noteren wat nog een heel karwei was. Hij liet de schunnige taal weg en probeerde er wat van te maken. Af en toe stelde hij vragen aan Ludwig zoals ‘Wie zijn er verdwaald Ludwig?’ Ludwig antwoordde dan meteen luid: ‘Hänsel und Gretel…snotverdomme…ja die zijn het!’. ‘En waarom moesten ze het huis uit Ludwig?’ zei Wilhelm. ‘Omdat ze niks te vreten hadden natuurlijk!!’ schreeuwde Ludwig dan vanonder het tafelkleed.
‘Woonde de heks in een huisje van snoepgoed Ludwig?’ vroeg Wilhelm bijvoorbeeld. ‘Ja en ze vraten er van! Ze vraten de dakpannen van het dak snotverdomme!!’.
Een hele middag kon het duren en als het verhaaltje klaar was waren beide broers compleet uitgeput. Ludwig viel dan meestal op de grond onder zijn tafelkleed in slaap, terwijl Wilhelm op de bank ging liggen om te rusten. De volgende dag werkte hij dan zijn notities uit. Hänsel und Gretel is dus op deze wijze ontstaan.

In de Grimm-versie wordt het verhaal verteld dat net als bij Klein Duimpje de kinderen voor een tweede maal in het bos werden achtergelaten. Ditmaal had Hänsel niet de gelegenheid gehad om steentjes te verzamelen maar had broodkruimels gestrooid om de weg terug te vinden. Waarschijnlijk had Ludwig ooit het verhaal van Klein Duimpje gehoord, wat dateert uit 1697 en geschreven werd door Charles Perrault. De overeenkomsten tot dit moment zijn treffend. Vanaf het moment dat ze verdwaald zijn gaat het verhaal zijn eigen weg. Na een tocht door een donker bos komen Hänsel und Gretel aan bij een huisje. Een huisje van snoep.  Ludwig vertelde met horten en stoten zijn verhaal. Wilhelm filterde en noteerde. Zo ging het altijd. Dit ritueel lag ten grondslag aan de vele verhaaltjes van hun hand.

Op een dag was het gebruikelijke tafereel weer gaande. Een dag eerder waren ze niet verder gekomen dan tot aan het punt dat Hans en Grietje – zoals ze in de Nederlandse versie heten- verdwaald waren en na enkele uren arriveerden bij een huisje van snoepgoed.
Ludwig zat eerst voor het raam op zijn stoel te wippen en zag buiten Marieke lopen. “Wilhelm!! Wilhelm!! Dort geht sie wieder!!’ riep hij luid en lachte weer met zijn vreemde snik. Daarna rolde hij zich op de vloer in het tafelkleed. Wilhelm schoof zijn stoel dichterbij en zat klaar met zijn papier en pen om alles te noteren. ‘Wie woont er in het huisje Ludwig?’ zei Wilhelm. ‘Een hoer! Nee een heks! Snotver…een heks met een grote neus. Ze loopt krom en ze stinkt naar zwavel!’. Sprak Ludwig slissend en luid. ‘Wat zegt ze tegen de kinderen, Ludwig?’ ‘Dat ze naar de hel kunnen lopen!! Nee…dat zegt ze niet. Ze zegt knibbel knabbel knuisje wie snoept er van mijn huisje!’. ‘Weet je zeker dat ze dat zegt, Ludwig?’ zei Wilhelm daarna. ‘Ja. Snotver…ze doet zich heel aardig voor maar ze wil die kinderen opvreten!!’.
Ludwig vertelde vanonder het tafelkleed het verhaal alsof hij het voor zijn eigen ogen zag gebeuren. Dit levensecht beleven van Ludwig intrigeerde Wilhelm mateloos. Steeds bleef hij maar vragen wat Ludwig voor zich zag. Ja beste lezers, het was een buitengewoon schouwspel voor buitenstaanders deze Duitse gebroeders Grimm die aan een verhaaltje bezig waren. ‘Ze lokt ze naar binnen! Ze lokt ze naar binnen en sluit ze dan op. Nee Hans…Hans moet in een hok met tralies en Grietje moet werken. Heel hard werken. Snotverdomme!’. ‘Wat is haar plan, Ludwig?’. ‘Ze gaat hem vetmesten die jongen…vetmesten en dan moet ie in de oven…snotver…!’. ‘Wat kunnen we eraan doen, Ludwig?’ ‘Eraan doen? Niks!! Niks snotverdomme…ja toch…tóch wel! Ze gaat zelf de oven in. Grietje doet net alsof ze niet weet hoe de oven werkt…die heks doet het voor en Grietje schuift haar zó de oven in!’. Wilhelm noteerde als een razende al wat Ludwig uitkraamde. Het meermaals neuken van de geit waaraan Ludwig tussendoor menigmaal refereerde liet hij er wijselijk uit. Wilhelm was de slimste van de twee en moest zorgen voor de aanvoer van gewilde sprookjes. De doelgroep verloor hij daarbij nooit uit het oog. Wilhelm was ook het financiële brein van de gebroeders Grimm. Zijn verhaaltjes vonden gretig aftrek. Hij gaf verschillende versies van hun verhalen uit en sommige voorzag hij van tekeningen. Daarvoor schakelde hij zijn buurvrouw Marieke in. De jonge vrouw had vele talenten en naast het voorbijlopen bij de gebroeders Grimm – wat tot grote inspiratie leidde bij Ludwig – tekende zij voor Wilhelm. Marieke en Wilhelm hadden al jarenlang een relatie zonder medeweten van Ludwig. Het voorbijlopen met haar borstjes vooruit hoorde ook bij het complot. De rechten van de verhaaltjes en tekeningen waren bij notariële akte vastgelegd allemaal voor Wilhelm en Marieke. Ludwig had er geen weet van, maar ze verdienden goudgeld. De bankdirecteur kwam regelmatig langs om de financiële zaken te bespreken. Wilhelm wilde zijn verdiende geld alleen thuis bewaren en de bankdirecteur bracht het wekelijks bij hem langs.  Bij die bijeenkomsten zorgde Wilhelm er altijd voor dat Ludwig niet thuis was. Meestal liet Wilhelm Ludwig ophalen door de dagopvang wanneer hij een afspraak had met de bankdirecteur.
Het ging Wilhelm en Marieke financieel voor de wind en ze maakten plannen om na het bereiken van meer dan twee miljoen Duitse Marken met de noorderzon te vertrekken naar een warm land. Ludwig zou worden achtergelaten met maar net genoeg geld om van te leven in het schamele huisje. De verwaarloosde persoonlijke hygiëne van Ludwig speelde bij deze plannen een grote rol. Wilhelm had genoeg van de fratsen van Ludwig en begon zijn broer steeds meer te haten.
Dat terwijl hij hem juist zo hard nodig had voor zijn verhalen. Zelf verhalen verzinnen zat er bij hem niet in. De haat-liefde verhouding mocht duren tot het punt dat hij en Marieke hadden afgesproken. Dat was het punt van de financiële onafhankelijkheid. Twee miljoen Duitse Marken was hun doel. De sprookjescarrousel draaide op volle toeren. Marieke liep dagelijks voorbij wanneer Ludwig klaar zat voor het raam. Dagelijks wond Ludwig zich op, en rolde zich op de vloer in het tafelkleed en begon zijn sprookjes te prevelen. Wilhelm voerde het tempo op, en zijn sprookjes met tekeningen vonden hun weg naar de lezers. De uitgeverij was er blij mee. De verkoopcijfers torenhoog. De bankdirecteur was blij, en Wilhelm en Marieke waren blij. Ludwig wist van niets, en werd in feite dom gehouden. Maar wel was hij de bron die de plannen van Wilhelm en Marieke moest vormgeven.

Op een middag was Ludwig op weg terug van de dagopvang. Hij had de boel daar onder gespuugd omdat hij iemand anders had zien overgeven. ‘Ga maar naar huis Ludwig…schone kleren aan doen’ hadden ze daar tegen hem gezegd. Daarop was hij vroeger dan gebruikelijk naar huis gekomen. Bijna was hij bij hun woning toen hij de bankdirecteur naar buiten zag gaan. Wilhelm en Marieke kwamen er achteraan. Ludwig verstopte zich achter een paar rododendrons en keek eerst naar de blote benen van Marieke. Maar toen keek hij nog eens goed. Hij zag aan de lichaamstaal van alle personen dat zich een of andere deal had afgespeeld. ‘Leg het geld maar snel onder de plank!’ hoorde hij de bankdirecteur tegen Wilhelm zeggen. ’Dan weet je zeker dat niemand het van je steelt’. ‘Zeker, zeker…zei Wilhelm ‘Ik ben soms geneigd het bij de bank onder te brengen maar je weet hoe ik daar over denk’. ‘Ja, zei de bankdirecteur…’Je vertrouwt het alleen als je het zelf kan zien…dat is niet gebruikelijk maar ja daar hebben we het al vaker over gehad. Maar Wilhelm, het is wel érg veel geld om zomaar thuis te bewaren. Stel dat er brand komt, het is bijna twee miljoen die je met de sprookjes verdiend hebt!’
Ludwig vernam ondanks zijn hardhorendheid alles wat gezegd werd en wist niet wat hij hoorde. Twee miljoen…onder de plank…Wilhelm…?
Hij keek langs de rododendron en zag de bankdirecteur op zijn rijtuig stappen. De koetsier kreeg een teken en weg was hij. Wilhelm en Marieke zwaaiden hem gearmd samen na. Daarna kusten ze elkaar en Marieke sprak: ‘Ah…nog maar drieduizend Duitse marken, dan zijn we hier voorgoed weg, lieve Wilhelm.’
Ludwigs maag draaide om. Welk bedrog was hier gaande, en waarom had hij niet in de gaten gehad dat hij zo bedrogen werd?
De dag erop zat Ludwig klaar op de stoel voor het raam. Wilhelm wist dat Marieke met haar korte rokje met haar borstjes vooruit voorbij zou gaan lopen, en dat er weer een nieuw verhaaltje uit zijn pen zou gaan vloeien zodra Ludwig zich in het tafelkleed had gewenteld.
Maar tot zijn grote verbazing gebeurde er niets.
Ludwig keek naar buiten…en daar liep Marieke…waarom reageerde Ludwig niet?
‘Ludwig, heb je je ogen open? Vroeg Wilhelm. ‘Ja’ antwoordde Ludwig. ‘Zie je niet wie daar loopt? Zei Wilhelm daarop. ‘Ja’ zei Ludwig…een bedriegster!
‘Een bedriegster? Hoe kom je daar nu bij Ludwig? Het is Marieke…kijk…daar gaat ze…ziet ze er niet mooi uit?’
‘Ik zie alleen een bedriegster…en ik zie er nóg een!’ zei Ludwig luid terwijl hij de geschrokken Wilhelm aankeek. Bijna was hun plan gelukt. Bijna. Nog drieduizend Duitse Marken en ze zouden een onbezorgd leven tegemoet gaan…hij en Marieke. Hij begon te stotteren maar Ludwig wist het. Ludwig wist alles. ’s Nachts had die de plank opgetild, het geld geteld en verstopt in het geitenhok. De folders van de verre bestemming had hij in de open haard gegooid. ‘Jullie plan is verijdeld! Snotverdomme…verijdeld zeg ik! Schreeuwde hij.
Wilhelm zag zijn plannen met Marieke in duigen vallen en vloog zijn dikke broer aan. ‘Nooit had je erachter gekomen waar we waren…nooit!! Gilde Wilhelm terwijl hij probeerde Ludwig in een houdgreep te verwurgen. Die verzette zich hevig en gaf zich niet zomaar over aan zijn bedriegende broer. Er ontstond tussen de twee dikzakken een gevecht, een worsteling die wel een uur duurde. Volledig uitgeput waren ze beiden. Door hun overgewicht en weinig beweging waren ze allebei zo’n inspanning niet gewend. Als twee uitgeputte boksers na een slopende partij van vijftien ronden sleepten ze zich over de vloer in een poging de ander te pakken te krijgen, met een pook te bewerken, of een kandelaar, of wat ze dan ook maar in het huisje te pakken konden krijgen. Stoelen, tafels en andere huisraad vloog door de kamer en er was nu bijna niets meer heel. Ludwig was vanwege zijn lichamelijke gebreken de zwakkere van de twee maar gaf toch lange tijd aardig partij. Door woede gevoed kwamen er krachten vrij waarvan hijzelf het bestaan niet kende. Maar ook Wilhelm kende woede. Woede omdat zijn plan in het water dreigde te vallen. Hij was overrompeld omdat zijn geheim bekend was geworden en inwendig kookte hij van woede. Dat gaf ook hem de kracht om tot het uiterste te gaan en hij zou Ludwig doden wanneer hij de kans kreeg. Met een bebloed dik lichaam en gehavend gezicht kroop hij een hoek van de kamer in waar hij de kolenkit tegenkwam. Ludwig was hem achternagekropen en pakte zijn linker enkel stevig vast om in zijn voet te gaan bijten met alle kracht die hij in zich had. Wilhelm pakte de kolenkit beet en op dat moment beet Ludwig hard in zijn voet. Wilhelm schreeuwde het uit en maaide de kolenkit in de richting van zijn broer. Met een harde knal kwam die op het hoofd van Ludwig terecht. Een seconde was het stil en keken beiden elkaar verschrikt aan. Toen zag Wilhelm wat hij met deze klap had aangericht. Ludwigs hoofd zakte omlaag en raakte de vloer. Zijn lichaam kwam geheel tot stilstand en Wilhelm zag het leven uit de ogen van zijn sprookjesbroer verdwijnen. Ludwig was niet meer.
Even huilde Wilhelm. Maar dat was meer van opluchting dat hij het zelf overleefd had dan van medelijden. Na een kwartier stond hij op, waste zich, ruimde het huis op, en verbrandde Ludwig in de kachel. Marieke mocht het niet weten. Morgen zou hij haar vertellen dat de twee miljoen gehaald was en dat ze meteen weg zouden gaan. Hij pakte zijn koffer en deed er wat spullen in. Veel wilde hij niet meenemen want immers kon hij kopen wat hij wilde wanneer hij eenmaal ver weg zou zijn van hier…samen met Marieke.
De andere dag klopte hij aan bij Marieke en vertelde dat Ludwig al was opgehaald door de dagopvang, dat het bedrag van twee miljoen Duitse Marken gehaald was, dat hij zijn spulletjes gepakt had en dat ze meteen weg moesten. Marieke was verheugd en pakte ook snel wat spulletjes in en haastte zich daarna naar buiten waar het bestelde rijtuig inmiddels klaar stond. ‘Ga maar alvast zitten, ik neem het geld en kom er aan…fluisterde hij waarna hij haar kuste. ‘Dat is goed mijn lief’ antwoordde Marieke en ontspande zich op de zachte zitting van het rijtuig waar vier witte paarden voor waren aangespannen.
Waar bleef Wilhelm toch? Dacht ze even later. Maar Wilhelm kwam niet meer naar buiten. Na de ontdekking dat al het geld onder de plank vandaan was, zeeg hij ineen. Zijn hart begaf het en dat was het einde van Wilhelm Karl Grimm.
De geit liet zich het vreemde kostje wat bij hem was ondergebracht goed smaken.

Einde.

Hans en Grietje – een sprookje van de gebroeders Grimm.

Admin - 10:02:48 | Een opmerking toevoegen

Opmerking toevoegen

Fill out the form below to add your own comments

Om geautomatiseerde spam zoveel mogelijk te beperken, is deze functie beveiligd met een captcha.

Hiervoor moet inhoud van de externe dienstverlener Google worden geladen en moeten cookies worden opgeslagen.


Blogs van Frens.

Lees hier Frens' blogs; altijd interessant, soms kritisch, vaak met een knipoog, actueel.

 
 
 
E-mailen
Map
Info