2025-04-18
Rutte.
Over dronkenschap gesproken. Van sommige mensen verwacht je niet dat ze dronken in jouw taxi terecht komen en toch gebeurt dat. Rutte! Minister-president Mark Rutte zit stomdronken in mijn taxi. Hij heeft blijkbaar Bredase kennissen die hem weleens vragen om een avondje NAC te bezoeken. Enkele donkere vage omstanders met zwartgele sjaals om trekken mijn rechter achterdeur open als ik stop op de gebruikelijke locatie, en duwen Mark luidruchtig de taxi in. De minister-president van Nederland stoot daarbij twee keer zijn hoofd, maar lijkt dan toch uiteindelijk comfortabel plaats te nemen. ‘Marrekie, houdoe eej kerel, en regeer of oe leven der vanaf hangt van de week, houdoe…houdoe! Drie omstanders heffen een lied aan dat langzaam wegebt als ik langzaam wegrij. ‘En Mark is unne goeie, en Mark is unne goeie…’
Ik kijk in mijn spiegel en zie Mark zonder bril. Die ziet er dan heel anders uit dan met. ‘Nou meneer Rutte, dat was me het avondje wel, neem ik aan?’ zeg ik beleefd. Wat moet je anders zeggen. Het lijkt me niet het beste moment om over het huurwaardeforfait te beginnen. ‘Eh…wat…wat zegt u?’ reageert Mark. Zijn beroemde scherpte lijkt even weg en je ziet dat hij deze ongemerkt en snel tracht te herstellen. ‘Dat was een gezellig avondje Nac nietwaar?’ ‘Oh, en jazeker, jazeker…eh…en wat fijn voor de trouwe aanhang natuurlijk dat het resultaat deze avond positief was. ‘Oh ja, hebben ze gewonnen vraag ik…wat was de uitslag?’
‘U zou de menigte hebben moeten zien juichen, ja ja deze punten hadden ze nodig hoor.’ Handig omzijlt Rutte het antwoord. Het was 2-1 geworden voor de thuisploeg maar dat is onze minister-president volledig ontgaan. Die komt hier niet voor het voetbal. ‘U ziet er anders uit zonder bril. Ik had u bijna niet herkend.’ Om nu over de juiste uitslag van de wedstrijd bezig te blijven zou kinderachtig zijn. In mijn achteruitkijkspiegel zie ik zijn schrikreactie. Mark Rutte voelt aan zijn colbertjasje, tast hier en daar en vloekt hardop. ‘Godverdomme, mijn Binoche…godverdomme.’ Het gebeurt niet elke dag dat er een vloekende minister-president in je auto zit en ik ben toch wat verbaasd over zijn vocabulaire. Ik besluit er stante pede een slaatje uit te slaan. Dit ogenschijnlijk onschuldige moment heeft wat extra’s nodig om uit te groeien tot een legende. Ik trap hard op de rem. Marks hoofd – hij draagt geen autogordel- slaat tegen achterkant van de voorstoel aan en ik hoor een beetje stomp geluid op het moment van de inslag. ‘Eruit! Roep ik hard en onverbiddelijk. ‘Uit mijn taxi, eruit!’ Mark zit weer in de normale positie en kijkt me verbaasd aan als ik mijn hoofd naar hem richt. ‘Pardon?’ ‘Eruit!’ herhaal ik, en maak met mijn rechterhand een wegwezen-gebaar. ‘Dat u dronken in mijn taxi gezet wordt, is geen probleem. U heeft na een week van hard werken ook het recht op een verzetje. Daar heb ik geen enkele moeite mee. Maar dat u hier in mijn taxi de Heer gaat vervloeken, is onvergefelijk, en ik pik het niet dus nu uitstappen en wegwezen.’
Mark gelooft mijn woorden maar amper, is instant doodsbang voor een relletje en denkbeeldige krantenkoppen over een dronken vloekende minister-president kunnen hem gestolen worden. Streng kijkt hij mij aan. Zijn dronkenschap lijkt totaal verdwenen. Een rood streepje tussen zijn ogen geeft aan waar normaal het montuur van zijn kostbare Binochebril op rust. Met zijn rechterhand opent hij het portier, stapt uit en aanvaardt zijn terechtwijzing ogenschijnlijk dapper. Onwennig kijkt hij eventjes om zich heen. Ik moet hem toch nageven dat het een bijzondere man is. Hij staat daar een beetje verloren en vlak voordat hij het portier sluit buigt hij zich en richt zich tot mij. ‘Klootzak!’ roept hij harder dan nodig, met een licht overslaande stem ramt hij de deur van mijn taxi dicht. Ik geef wat gas met mijn voet op de koppeling, laat hem rustig opkomen en slip weg. Na vijftien meter stop ik, zet de motor uit, stap uit en kijk naar de plaats waar onze minister-president staat. Het is dood-en doodstil op straat. Langzaam en schoorvoetend komt Rutte op me aflopen. Door het duister zien we elkaars gezichtsuitdrukkingen eerst niet, maar naarmate Mark langzaam dichterbij schuifelt zie ik zijn uitdrukkingsloze gelaat. Hij komt steeds dichterbij en hoewel hij zijn bril kwijt is ziet hij op drie meter afstand dat ik een brede lach op mijn gezicht heb staan. ‘Geintje, Mark.…’zeg ik ‘Stap maar in dan breng ik je naar huis.’
Sindsdien zijn we vrienden voor het leven, Mark en ik.
Admin - 09:41:17 | Een opmerking toevoegen
Lees hier Frens' blogs; altijd interessant, soms kritisch, vaak met een knipoog, actueel.
De inhoud die hier wordt weergegeven kan niet worden weergegeven vanwege de huidige cookie-instellingen.
Deze website kan inhoud of functies aanbieden die door derden op eigen verantwoordelijkheid wordt geleverd. Deze derden kunnen hun eigen cookies plaatsen, bijvoorbeeld om de activiteit van de gebruiker te volgen of om hun aanbiedingen te personaliseren en te optimaliseren.
Deze website maakt gebruik van cookies om bezoekers een optimale gebruikerservaring te bieden. Bepaalde inhoud van derden wordt alleen weergegeven als "Inhoud van derden" is ingeschakeld.