2024-03-27
Egel is egel.
Egel vroeg zich af wie die schepsels nu werkelijk waren waarvoor zijn ouders hem zo vaak hadden gewaarschuwd. De schepsels die zo groot zijn, en zo hoog boven ons uittorenden. Die in harde vierkante holen met schuine daken boven de grond woonden, en die met ratelende werktuigen groen gras konden afknippen. Die ratelende machines waren de grootste schrik der egels. Maar waren die aanvallen met machines nu tegen de egels – zoals hem zo vaak was verteld- of tegen het gras gericht? Egel twijfelde aan de versie van zijn ouders die dit er bij hem hadden ingepeperd. En twijfelen deed hij de laatste tijd wel aan meer. Zoals dat geroep door het huis. ‘Egel hier!’ en Egel daar!’ terwijl je als daar wonende egel niet wist tegen wie ze het hadden. Met een huis vol egels, wel drie generaties, waren ze allemaal ‘egel’. Maar door gebrek aan verdere aanduiding werd iedereen ‘egel’ genoemd. Egel had al zo vaak gevraagd om meer duiding, meer duidelijkheid maar die niet gekregen. ‘Noem mij dan ‘egel klein’ en noem grootvader egel dan ‘egel groot’ had hij geopperd. Maar omdat het nog nooit eerder gebruikelijk was en omdat egels tot de meest conservatieve diersoort behoorden die er op aarde rond moest lopen, hadden de egels verder geen namen. Onderling noemden ze zich allemaal ‘egel’. Wie er bij het aanspreken bedoeld werd was nooit duidelijk. Zelfs niet door intonatie van de uitspraak. Ook daarin zat geen verschil.
‘Ik heb een idee!’ had egel op een dag geroepen nadat er weer erg veel verwarring was ontstaan in huis toen moeder egel had geroepen om de afwas te doen. Niemand had gereageerd waarop moeder erg boos geworden was. ‘Moet ik het maar weer zelf doen?’ zuchtte zij en pakte het teiltje uit het keukenkastje. ‘We weten niet wie je bedoelt’ had egel gezegd, waarop moeder en alle andere aanwezigen hem meewarig hadden aangekeken. ‘Laten we elkaar niet allemaal hetzelfde noemen’ zei hij. ‘Als we allemaal met egel aangesproken worden, weten we geen van allen wie er bedoeld wordt. Er is geen onderscheid, geen verschil. Dat is niet werkbaar’.
Dagen en weken gingen daarna voorbij zonder dat er ook maar iets van aandacht werd geschonken aan egels opmerking. Hij zuchtte. Evengoed had hij geen enkele opmerking hoeven maken, het maakt toch geen verschil. Maar de anderen hebben er toch ook last van? Dat ze bij het noemen van ‘egel’ steeds tevergeefs moeten opkijken omdat niet zijzelf maar een andere egel wordt bedoeld? Egel vroeg het zich af.
De andere ochtend had hij een plan. Om de hele familie wakker te schudden was hij extra vroeg opgestaan. ‘Als ze er dan geen last van hebben, zullen ze het krijgen’ zei hij zacht maar vastberaden tegen zichzelf. Nog voordat de eerste zonnestralen de boomstronk waarin en waarachter familie egel woonde bereikten begon hij met roepen: ’Egel…egel…egel…kom snel’.
Egel had verwacht dat iedereen uit zijn slaap zou worden gewekt door zijn geroep, en dat ze allemaal tevoorschijn zouden komen om te zien wie hen zo dringend nodig had. Maar er gebeurde helemaal niets. Niemand leek wakker te worden van zijn geroep en niemand scheen zich ook maar het minst aangesproken te voelen om aan hem te verschijnen. Weer zuchtte egel. ‘Waarom luistert er nu niemand?’ Had hij niet vroeg of hard genoeg geroepen? Hij kon het zich niet voorstellen. Toen drie kwartier later moeder verscheen vroeg hij haar: ‘Egel, heb je mij niet horen roepen vanmorgen?’ Tot zijn verbazing antwoordde zijn moeder ‘Ja, natuurlijk wel. Het was nog zo vroeg en het was nog zo stil, wie had jou nu niet horen roepen?. Egel keek haar verbaasd aan en ze vervolgde: ‘Maar je had het toch niet tegen mij dus ik heb me nog maar eens lekker in bed omgedraaid’. Egel stond perplex. Hoogst verbaasd fronste hij zijn wenkbrauwen en keek moeder na die rustig aan hem voorbij liep om het ontbijt bij elkaar te gaan scharrelen.
‘Hoe kan het toch dat iedere egel precies weet wanneer ze het tegen hem of haar hebben, terwijl ik dat niet weet? Steeds als een egel een andere egel aanspreekt of roept gaat dat met ‘Egel’, maar verder niets. Waarom weet de juiste egel dan dat het om hem of haar gaat, en waarom weet ik dat nu niet? Egel besloot het vader te vragen. ‘Egel’ zei hij op een dag terwijl iedereen in dezelfde ruimte van verse wormen zat te smullen. Alleen vader keek naar hem op. ‘Ja egel, wat is er jongen?’ Egel vroeg hem :’Egel, waarom luistert u nu als enige naar mij, terwijl we allemaal als egel worden aangesproken? We zijn allemaal egels, dus waarom luistert u nu wel naar mijn vraag, en waarom kijkt u mij nu aan terwijl de rest gewoon wormen naar binnen blijft zitten slurpen?’
‘Ach egel, dat soort onzinnige vragen!’ snauwde vader, en pakte met zijn voorpoten een worm op en hield die op ooghoogte voor zich. ‘Zou je denken dat deze worm daar ook maar iets om geeft?’ En hij stak een stukje van de worm in zijn mond en slurpte die als een sliert spaghetti naar binnen. Toen de worm helemaal verdwenen wat klonk er een kort slissend geluidje. Vader ging verder met eten en besteedde geen aandacht meer aan egel die met vele vragen bleef zitten. ‘Als vader mijn vraag niet eens kan beantwoorden, wie dan wel?’
Daarop besloot egel het aan zijn zusje egel te vragen. Jonge egels zouden toch vaker met dit soort vragen te maken krijgen? ‘Egel’ riep hij haar toe en lette daarbij op de overige aanwezigen. Alleen zijn zusje keek op van haar bordje. Haar mond en lippen zaten vol etensresten en egel zag een stukgebeten stukje worm achter haar malende tanden in haar mond heen en weer gaan. ‘Taai’ bracht ze uit, en maakte overdreven kauwende bewegingen om aan te geven dat ze het stukje worm dat ze in haar mond had bijna niet fijngemalen kreeg. Ze had meteen gereageerd op zijn ‘Egel’, maar de anderen niet. Hoe is het toch mogelijk?’ bedacht egel. Niemand weet toch of ze met ‘egel’ nu wel of niet bedoeld of aangesproken worden? ‘Hoe weet jij dat ik het tegen jou heb?’ zei egel. ‘Ach wijsneus, jij altijd met die domme egelvragen’ zei ze kribbig en spuugde een niet fijn te malen stukje worm op de grond. Daarna nam ze een vers en nog kronkelend exemplaar tussen haar tanden, keek egel aan en opende haar mond zodat egel de verse worm demonstratief tussen haar tanden vermorzeld zag worden. Het was een statement. Dat hij haar niet lastig moest vallen met vragen terwijl ze wormen at.
Egel zuchtte nog eens diep. Hier werd hij niet wijzer van. En nu hij erover nadacht wist hij dat hij op school dit soort vragen ook niet hoefde te stellen. Dit was waarom ze hem zo vaak als een wijsneus beschouwden. Hij stelde vragen. Vragen die de andere egels zich blijkbaar niet afvroegen, maar hij wel. Dit was waarom hij zich altijd een beetje buiten de groep voelde staan. Als alle andere egels gedwee hun ding deden, deed egel wat anders. Hij vroeg zich dingen af. Waarom gaan sommige dingen zoals ze gaan? Waarom verandert daar nooit wat aan? Er moeten toch meer egels zijn met vragen of was hij de enige? Nu hij erover nadacht was er helemaal niemand die hij kende, die vragen stelde die moeilijk waren. Er was ook niemand die hem antwoorden kon geven. Iedereen draaide zich om en ging verder met zijn of haar eigen bezigheden als er een vraag gesteld werd die blijkbaar te lastig was. Zelfs de meester voor de klas. Van die egel had egel nog nooit een goed antwoord ontvangen.
Mijmerend liep egel die dag door het zand de tuin in van de grote schepsels. Hij vond het heerlijk, de geur van vers afgeknipt gras. Niets rook lekkerder dan dat. Dat hij steeds maar gewaarschuwd werd om niet het grasveld te betreden deerde hem niets. Die ratelmachines hoorde hij nu niet dus wat zou het gevaar kunnen zijn? ‘Kijk mama, een egeltje!’ riep het schepsel dat plots in zijn zicht verscheen. Oei, dit was foute boel. Dat voelde egel aan zijn water. ‘Mama, kijk een egeltje! Ach wat schattig…kijk hij rolt zich helemaal op tot een balletje!’ hoorde egel zeggen terwijl hij zich zo klein mogelijk maakte en wist dat niemand het zich in zijn hoofd zou halen hem op te pakken. De stekels op zijn huid staken vervaarlijk alle kanten op. ‘Pak een schep, daar lukt het wel mee anders prik je je’ hoorde egel zeggen en voor hij het wist werd hij opgeschept en in een houten sinaasappelkistje gerold. Het angstzweet brak hem uit. ‘Misschien is hij gewond of ziek’ hoorde hij zeggen. ‘Misschien heeft hij honger…wat eten die beesten?’
Nu egel even tot bedaren kon komen ontspande hij zich en kwam langzaam uit zijn opgerolde houding. Dat hij een beest genoemd was bevreemdde hem nog het meest. Hij was toch niets meer dan een egel, toch geen beest? ‘Pieren!’ zei een andere stem en toen egel voorzichtig op durfde te kijken zag hij duidelijk twee van die schepsels staan. ‘Of misschien lust hij een mandarijn?’ ‘Nee, die eten wij mensen alleen maar’ zei de andere stem en vervolgde ‘de egel lust graag verse pieren.’ Even later lagen er drie verse bewegende wormen voor zijn snuit. Pieren zijn dus wormen? Vroeg hij zich af, en wist nu ook dat de schepsels zichzelf mensen noemden. Mensen. Wat een raar woord. Zouden die zich ook allemaal aanspreken met ‘mens’ en dan ook intuïtief weten wie er bedoeld wordt? ‘Vera, zie je dat; hij heeft geen honger hoor, hij is vast ziek!’ Nee Erwin, hij is alleen een beetje bang van ons dat is alles.’
Een uurtje later stond het houten sinaasappelkistje waar egel in gevangen zat nog steeds op het gazon. De mensen, zoals ze zichzelf noemden waren weg. Een mens werd aangeduid met Vera, en een mens met Erwin. In een gesprekje wat egel opving noemden ze dat namen. Dat had egel goed gehoord. Zie je wel het kan beter! Die mensen hebben iets verzonnen zodat je meteen weet wie er bedoeld wordt. Als ze ‘Vera’ roepen weet dat ene mens meteen dat zij aangesproken wordt. Als er ‘Erwin’ geroepen wordt, dan weet die andere mens dat het om hem gaat. Die mensen zijn zo gek nog niet, bedacht egel.
De mensen waren later op de dag helemaal vergeten dat ze een egel in een houten sinaasappelkistje hadden gestopt. ‘Ze waren alweer druk met andere mensendingen bezig’ bedacht egel. Maar wat nu? Voorzichtig boog hij zich over de rand van het sinaasappelkistje. Hij bracht zijn voorkant omhoog en leunde er zo ver mogelijk mee over de rand. Hij zette zich met zijn achterpootjes af, en hoepla…daar tuimelde het sinaasappelkistje om, en zo rolde egel het gras in. Hij was niet meer gevangen. Snel maakte hij zich uit de voeten.
‘Waar ben jij al die tijd geweest egel?’ zei moeder toen hij thuiskwam. Alle egels keken om en hem aan, zagen dat het niet over hen ging, en vervolgden datgene wat hen bezighield. ‘Ik ben bij de mensen geweest’ sprak egel. Nu keek iedereen weer om en wachtte op meer uitleg van egel. ‘Bij de mensen?’ sprak moeder bezorgd. ‘Ja’, zo noemen de grote schepsels zich: men-sen’. En mensen zijn heel aardig. Ze dachten dat ik ziek of gewond was, en dat ik hongerig was, en ze hebben me in een houten bedje gelegd met drie verse wormen.’
‘Wat?’ zei moeder. ‘Hebben ze je geen pijn gedaan?’ ‘Nee, waarom zouden ze?’ sprak egel die zich nu volledig in het middelpunt voelde staan. Dit was het moment om zijn plannetje te lanceren. ‘En ik heb iets geleerd van de mensen’ sprak hij monter. ‘Ze noemen zich allemaal anders. Allemaal anders, en dat noemen ze een naam. Een mens noemden ze Vera, en het andere mens noemden ze Erwin. Ze zeiden dus niet allemaal ‘mens’ tegen elkaar. En dat zouden wij hier ook moeten doen’. Dat laatste kwam er bij egel met duidelijke stemverheffing uit. Alle egels waren beduusd en stil. Namen? Daar hadden de egels nog nooit over nagedacht. Al dat denken en al dat nieuwe…daar moesten ze over het algemeen niets van hebben. Maar het begon hen te dagen…het geven van namen aan eenieder zou wel handig zijn. Als je het nader beoordeelde was het zelfs heel erg slim, en het loste veel problemen op. ‘Eh, nou…’ zei vader egel als eerste. ‘Dan noem ik mij vader Groem Egel’. Even werd het stil. ‘En ik noem mijzelf voortaan zusje Grummie Egel’ zei egels’zusje… ‘Oh ja…zei toen moeder Egel ‘en ik noem mijn naam dan ‘ mama Grullie Egel’ zei ze. ‘Egel, hoe wil jij eigenlijk genoemd worden?’ zei neefje egel die inmiddels de zelfgekozen naam Grulle Egel had bedacht. Egel dacht na…hij had over deze materie heel lang zitten mijmeren in de tijd dat hij was opgesloten in het sinaasappelkistje. ‘Nou, sprak hij toen iedereen op het puntje van zijn stoel ging zitten, benieuwd naar de naam die egel zich zou aanmeten. ‘Als jullie allemaal anders heten, dan blijf ik graag Egel genoemd worden.’
Het was daarop vijf seconden muisstil …iedereen liet het eventjes tot zich doordringen. Vader begon als eerste met een grinnikje…moeder liet de eerste ‘oh ..haha’ horen, en daarna begon iedereen te bulderen van het lachen. Ze lachten en ze lachten allemaal, en bij Egel stroomden daarvan de tranen over zijn wangen. ‘Egel!’ sprak moeder. ‘Dát is nu een mooie naam!’.
Einde.
Admin - 16:12:14 | Een opmerking toevoegen
Lees hier Frens' blogs; altijd interessant, soms kritisch, vaak met een knipoog, actueel.
De inhoud die hier wordt weergegeven kan niet worden weergegeven vanwege de huidige cookie-instellingen.
Deze website kan inhoud of functies aanbieden die door derden op eigen verantwoordelijkheid wordt geleverd. Deze derden kunnen hun eigen cookies plaatsen, bijvoorbeeld om de activiteit van de gebruiker te volgen of om hun aanbiedingen te personaliseren en te optimaliseren.
Deze website maakt gebruik van cookies om bezoekers een optimale gebruikerservaring te bieden. Bepaalde inhoud van derden wordt alleen weergegeven als "Inhoud van derden" is ingeschakeld.