2023-07-26
Roodkapje
Wisten jullie dat Roodkapje eigenlijk helemaal en van origine geen verhaal voor kinderen is? Nee? Ik bedoel niet de versie van mijn collega Hans Christian Andersen hè…
Nee ik bedoel de originele versie waarvan niet eens bekend is van wie die versie was en of die ooit weleens is opgeschreven. Doorverteld is die wel. En mocht het nu zo zijn dat niemand het ooit eerder aan papier heeft toevertrouwd dan neem ik hierbij de gelegenheid ten baat. Of was het te baat?
Roodkapje was een jongvolwassen vrouw. (Ik denk dat ze een jaar of 22 geweest moest zijn.)
- Kijk dát zijn nu van die schrijversdilemma’s van jewelste. Hoe oud was het wicht? Was ze 22 jaar of was ze 21? Was ze 18? Onderschat niet waar ik nu even mee zit. Als ik de verkeerde leeftijd neerpen denkt iedereen die dit later leest dat ze 22 is terwijl ze dat misschien niet eens haalt. Ik bedoel we weten allemaal hoe het afliep….of nee…ik weet het maar jullie nog niet. Laten we het er op houden dat ze 22 jaar was. Was ja. Het speelt zich af in het verleden. Hans Christian heeft dat in zijn prullerige kinderversie dan weer wel goed weergegeven en begon ook met ‘Er wás eens…
Roodkapje was een jongedame waarvan we in dit verhaal de leeftijd niet precies te weten gaan komen.
-Het is niet zo dat de schrijver van dit verhaal te lui was om enig wetenschappelijk onderzoek te doen maar uit het onderzoek dat verricht is kwam niet het gewenste resultaat naar boven. Er waren onderzoekers bij die het op 22 hielden terwijl anderen het hielden op 18. Door deze vroeg ontstane verwarring heeft de schrijver gemeend de leeftijd van Roodkapje als minder ter zake doende te beschouwen.
Roodkapje was een reeds menstruerende jonge vrouw. (laten we het daar voorlopig op houden)
-Nadeel is nu dat het verhaal meteen iets seksistisch krijgt bij een dergelijk begin. In de eerste regel van een verhaal meteen over menstruerende jonge vrouwen beginnen te schrijven getuigt niet echt van het serieus nemen van het schrijverschap. Het doet een beetje goedkoop aan alsof je de lachers op je hand wil krijgen. Misschien is het beter heel dat menstrueren weg te laten en de leeftijd in het midden te laten maar wel duidelijk te maken dat Roodkapje geen kind meer was. Ik begin opnieuw:
Roodkapje was van het vrouwelijke geslacht en nog niet zo oud.
-‘Ik weet niet hoe het met jullie is’ maar dit is geen goede start van een verhaal. Op zo’n manier begint een verhaal toch niet? Wat een dramatische openingszin. Gewoon een stomme zin, waarbij de schrijver alle eerbied zou verliezen. Mensen zouden na het lezen van de openingszin het boek al dichtklappen. Iedereen weet toch dat Roodkapje een vrouw was of een meisje. Waarom dat geslacht noemen in deze zin? Wordt toch volwassen zou ik tegen mezelf willen zeggen. Ja jullie zien het, schrijven is nog niet zo eenvoudig. Laten we het anders doen. Laten we gewoon zeggen dat het verhaal over Roodkapje gaat en verder niet haar leeftijd noemen of ze al menstrueert en dat ze vrouw is. Lezers kennen Roodkapje toch al voor een deel. Ja, ik moet het inderdaad zo doen. Hier komt ie:
Dit verhaal gaat over Roodkapje. Maar het is niet het verhaal wat jullie allemaal al kennen van een zekere H.C. Andersen. Nee, het gaat over de echte Roodkapje waarover niet zo veel gesproken wordt.
- Schrijvers moeten een bepaalde verwachting oproepen het liefst al in de openingszin of het eerste stukje van hun verhaal. Het gaat erom lezers te boeien en ze vast te houden tot en met de laatste bladzijde van hun verhaal. Jullie denken dat dat gemakkelijk is? Dat is een grote misvatting. Het boeien van de lezer is het moeilijkste wat er is. Kijk maar naar Harrie Mulisch, die schrijver van naam is er eveneens nooit in geslaagd een lezer tot het einde van zijn verhalen te boeien. Nee, boeien is een vak. Behalve voor Frank. We gaan verder:
Roodkapje vernam van haar volwassen menstruerende vrouwelijke moeder dat haar grootmoeder geveld was door een mysterieuze ziekte. Het was een besmettelijke ziekte waarvan zelfs de dokters in het hele land nog nooit hadden gehoord.
- Kijk, dát is nu boeien! Hier is de schrijver er in geslaagd de aandacht van de lezer te grijpen om nooit meer los te laten. Er zijn onbeantwoorde vragen verborgen in de eerste zinnen van deze versie. Goed zo schrijver, je hebt het door. (soms moet je als druk typende schrijver jezelf een schouderklopje geven).
‘Ik heb die koekskes van veurige week nog ier in een zakske ligge, en die wil niemand meer ebbe’ sprak Roodkapjes moeder. ‘Kunde gij die nie eens naar grootmoeder brenge Roodkapje?’
- De moeder van Roodkapje was geen prettig gezelschap. Aan het accent kon ze niets doen, maar haar karakter dat zat niet helemaal lekker. Dat blijkt wel uit het feit dat ze geen verse koekjes wilde laten brengen maar oude muffe en misschien zelfs wel al zacht geworden exemplaren. Niemand in huis wilde ze nog opeten maar de moeder van Roodkapje – ze heette Bets overigens- vond de koekjes nog goed genoeg om naar een oude grootmoeder te brengen die notabene leed aan een verschrikkelijke ziekte. Vers fruit en vitaminen zouden een beter geschenk geweest zijn maar nee, Bets Dujardin (dat was haar achternaam) wilde van haar oude koekjes af. Ik zal proberen de slechte eigenschappen van Bets Dujardin niet op de voorgrond te laten treden in dit verhaal.
‘Da mens moes maar eens gauw gaan hemelen meej der gezeik altijd’ sprak Bets. Roodkapje was echter dol op haar grootmoeder. Ze hield van haar als was het haar eigen eerste hamster. Daar had ze ontzettend van gehouden. Ze kreeg hem voor haar twaalfde verjaardag. Ze speelde veel met het kleine diertje en leerde het zelfs spreken.
- Als schrijver heb je de vrijheid om al wat in je opkomt op te schrijven. Soms heeft het allemaal weinig met de hoofdlijnen te maken zou je op het eerste gezicht denken maar dat is een grote misvatting. De hamster van Roodkapje is aangehaald en interessant gemaakt om de mate van liefde voor haar grootmoeder te benadrukken.
‘Ik wor gek van da mens, ze belt mij den helen dag’ zei Bets niet in het bijzonder tegen iemand maar een beetje in het luchtledige. (Roodkapje snapte niet wat Bets bedoelde met bellen want er was nog geen telefoon) Dat deed ze wel vaker. Soms moest je maar raden tegen wie ze het had. Ook Roodkapje kende haar inmiddels en dacht bij haarzelf ‘Ach, laat ze maar praten…ik weet wel beter.’ En zo was het. Roodkapje wist wel beter. Ze pakte wat vers fruit van de schaal, gooide de oude koekjes in de afvalbak en nam een brood uit de trommel en stopte alles in een plastic tasje van de Albert Heijn.
- Jullie denken nu meteen ‘een plastic tasje van de Albert Heijn…hadden ze die toen al?’ Het antwoord is nee. Die hadden ze niet. Het is echter min of meer overdrachtelijk bedoeld. Zie het plastic tasje als een metafoor in dit verhaal. Het was geen echt plastic tasje van de Albert Heijn, maar dat zou het in een ander tijdsgewricht hebben kunnen zijn. In werkelijkheid was het een van gesponnen geitenwol gebreid tasje waar doordat er vaak te veel in werd gepropt ook een beetje de vorm uit was. De niet-geverfde wol gaf het echter een bijzonder kek hip en naturel uiterlijk. (Het gaat bij schrijven soms om details.)
‘Zoude die ouwe schommelstoel nie meeneme naar grootmoeder’ zei Bets…’da ding sta hier gruwelijk in de wege’. Roodkapje zuchtte. Grootmoeder woonde op zo’n 10 kilometer afstand en ze zag zichzelf al lopen met de zware tas met appels en brood en dan ook nog zo’n versleten houten schommelstoel. ‘Ach moeder dat is toch veel te zwaar?’ bracht ze er tegenin. Maar dan was ze bij Bets Dujardin geheel aan het verkeerde adres! Als die iets in haar kop had kreeg je het er niet meer uit. ‘Gij nimt dieë stoel meej naar grootmoeder anders zwaait er wat’ schreeuwde ze. En hoewel Roodkapje geen kind meer was maar jong volwassen en reeds menstruerend zou ze het niet in haar hoofd halen haar moeder tegen te spreken. De laatste keer dat ze dat gedaan had was ze nog niet vergeten. Toen weigerde ze om de bankschroef mee naar grootmoeder te nemen. Maar omdat Bets dat voorwerp ooit goedkoop had aangeschaft op de plaatselijke rommelmarkt maar er nooit meer iets mee gedaan had wilde ze grondig van het loodzware ding af. En alles waar ze van af wilde gaf ze het liefst mee met Roodkapje als die zo nodig weer iets naar haar zieke grootje moest gaan brengen.
- Als schrijver heb je het niet altijd in de hand waar je de lezer mee naar toe moet nemen. De waargebeurde feiten moeten bij non-fictie beschreven worden en je kunt niet altijd zomaar wat noteren en er dan van uit gaan dat de lezers dat voor zoete koek aannemen.
Voor Roodkapje zat er niets anders op dan moeder te gehoorzamen en ze nam de stoel op haar schouder. Met aan de ene schouder de tas met appels en brood en op de andere schouder de versleten houten schommelstoel ging ze op pad. Ze had sandaaltjes aan en al gauw, ik denk na zo’n drie kilometer lopen al had ze daar spijt van. De sandaaltjes waren nog niet goed ingelopen. De bandjes sneden in haar vlees. Onder sandaaltjes droeg Roodkapje nooit sokjes. Dat was typisch iets voor Roodkapje. Zo had ze wel meer eigenaardigheden. Met nog zeven kilometer te gaan zag ze niet voor zich dat ze dat met ongeschonden voeten zou gaan halen. Ze zette de versleten houten schommelstoel even op de grond en nam de tas met appels en brood van haar andere schouder. Ze bukte voorover en maakte de bandjes van haar sandalen los en stapte er uit. Ze verstopte de sandalen onder een bosje. Later op de terugweg zou ze deze wel weer tevoorschijn halen. Blootvoets zou ze haar weg vervolgen. Ze pakte de geitenwollen tas met appels en brood op en hing die om haar schouder. Op het moment dat ze de versleten houten schommelstoel op wilde pakken schrok ze zich halfdood. In de schommelstoel zat een dikke grijze man met een baard en een bril. Hij had groene kleding aan en er hing een geweer om zijn schouder. De man begon zeer hard en ongecontroleerd te lachen toen hij het verbaasde gezicht van Roodkapje zag.
- Het vervelende van schrijven is dat je vooraf een duidelijke keuze moet maken tussen fictie en non-fictie. In dit verhaal houden we ons aan de feiten en aan niets anders dan de waargebeurde feiten en kiezen we dus voor non-fictie. Het werd tijd dat dit verhaal nu eens opgeschreven werd, dus dat doen we dan ook.
Roodkapje bekwam van de schrik en vroeg ‘Wie bent u en wilt u weleens uit mijn versleten oude schommelstoel gaan?’ Ja met zulke fratsen moest je niet bij Roodkapje aankomen! De man stelde zich voor als ‘de Jager’… Wilfred de Jager is mijn naam en ik heet niet alleen Jager maar bén ook jager.’ Weer bulderde de man ongecontroleerd van het lachen en plaste daarbij zelfs een heel klein beetje in zijn groene pantalon. Er verscheen een kleine donkergroene vlek in zijn broek maar zelf had Wilfred dat niet in de gaten. Het feit dat hij de Jager heette en het ook was vond hij blijkbaar zelf erg leuk. Of erg leuk om anderen mee te confronteren of te choqueren. Roodkapje was echter helemaal niet onder de indruk van dat ‘de Jager’. Ze vond het zelfs een saaie opmerking. Niet wereldschokkend. Er waren ook bakkers die Bakker heetten met hun achternaam. Wat was daar nu zo bijzonder aan? En wat was hier nu zo ontzettend leuk aan dat je daarvan zo hard en ongecontroleerd zou moeten lachen dat je er van in je broek piste? Niets! ‘Waar ga je hene?’ vroeg de jager aan Roodkapje.
- Jullie denken nu ‘wat flauw’ om te kiezen voor ‘waar ga je hene?’ omdat die regel in het liedje over Roodkapje voorkomt. Het feit echter wil dat de jager dit echt gezegd heeft. De tekstschrijver van het liedje over Roodkapje heeft van armoede dezelfde woorden gebruikt omdat hij het wel leuk en lekker vond klinken. Hij had totaal geen enkele weet van wat er werkelijk door de jager ooit gezegd was toen hij de teksten schreef. Jullie zien: het toeval is de wereld nog niet uit!
Op dit moment is er nog weinig aan de hand in het verhaal. Roodkapje moet echter door haar schrikreactie enigszins van slag geraakt zijn. Ondanks het feit dat ze gewoon haar weg had moeten vervolgen met haar geitenwollen tasje met appels en brood en haar versleten houten schommelstoel deed ze dat niet. Wat deed ze dan wel? Ze zei tegen de jager ‘Dat gaat je niks aan maar als je het persé wil weten ga ik appels en brood brengen en ook deze versleten houten schommelstoel naar mijn grootmoeder waarvan de dokters in het hele land niet weten aan welke verschrikkelijk besmettelijke ziekte ze lijdt.’ De nieuwsgierigheid van de jager was daarmee gewekt en hij vroeg ‘hoe besmettelijk is het?’ ‘Héél besmettelijk’ antwoordde Roodkapje en hoestte eens waarbij de luchtstroom die daarmee gepaard ging langs de linkerwang van de jager streek. Die zette het op een lopen en het lachen was hem op dat moment wel vergaan. Van de weeromstuit liet hij zijn geweer achter.
- Zo, het is voor schrijvers erg fijn tijdens het schrijven af te kunnen rekenen met kinderachtige figuren die ongevraagd opdoemen en leuk beginnen te doen zonder dat ze dat zijn.
Roodkapje liep weer enkele kilometers door. Ze was nu op de helft en de oude versleten schommelstoel was niet meer te tillen. Zeker niet nu ze ook nog een geweer droeg. Ze zou de stoel de komende kilometers wel achter zich aan slepen. Onderweg had ze verschrikkelijke honger gekregen en ze nam een appel en een stukje van het brood. Even bekroop haar de gedachte om de versleten houten schommelstoel achter te laten in het bos. De stoel was versleten, grootmoeder zou er niets aan hebben. Moeder zou er nooit achter komen want die weigerde om ooit nog maar één voet in het huis van grootmoeder te zetten vanwege die besmettelijke ziekte maar ook omdat ze het mens niet kon velen. Eigenlijk was het wel een goed idee de stoel achter te laten. Goh, dat ze daar nu pas achter kwam! Tja, Roodkapje was als kind niet extra opgevallen vanwege haar hoge mate van intelligentie en het stempel hoogbegaafd was dan ook aan haar voorbij gegaan. Misschien maar goed ook want dan zou de geschiedenis omtrent Roodkapje toch op geheel andere wijze ontplooid zijn.
- Het zou nu te gemakkelijk zijn om als schrijver een alternatief verhaal (fictief) te verzinnen wat helemaal niets met de waargebeurde feiten te maken zou hebben. Roodkapje in de context van haar hoogbegaafdheid zou een geheel ander verhaal geworden zijn. Maar of dat verhaal nu veel interessanter zou zijn dan dit origineel betwijfel ik ten zeerste. Ik bedoel welke hoogbegaafde mensen zijn nu echt interessant gebleken door de jaren heen? Misschien alleen Ivo Niehe. Maar dat is dan ook de uitzondering.
Zonder stoel, maar met haar tasje met appels en brood en het geweer van de jager liep het een stuk prettiger. Het schoot lekker op nu. Na zo’n drie kilometer en nog twee te gaan rustte ze uit. Het bos was in een glooiend landschap gegroeid en de paden waren niet allemaal vlak. Er zaten ook steile stukken tussen. Dat de versleten houten schommelstoel nog zo ver gekomen was mocht een wonder heten. Roodkapje pakte nog een appel uit de geitenwollen tas en ook een stukje brood.
- Jullie denken nu, straks als ze bij haar grootmoeder aankomt zit er niets meer in die tas. Ik laat jullie nog eventjes in die waan.
Terwijl Roodkapje bedacht dat ze hier zo alleen in het bos best eventjes een vinger in haar vagina zou kunnen stoppen zag ze niet dat er op een afstandje iemand op haar loerde. Ze trok haar slipje ietwat omlaag en maakte de wijsvinger van haar linkerhand – ze was links- nat. De vinger gleed gemakkelijk naar binnen wat haar een aangenaam gevoel gaf. De loerende figuur aanschouwde het tafereel en lachte in zijn spreekwoordelijke vuistje. Een echt vuistje had hij niet omdat hij als wolf ter wereld gekomen was maar desalniettemin lachte hij zacht voor zich uit. ‘Grrrrr’ hoorde Roodkapje plotseling en haalde haar vinger uit haar vagina, en trok haar slipje weer recht. Verschrikt en met een blosje op haar wangen keek ze op in de richting waaruit het gegrom had geklonken. Ze zag de wolf en handelde meteen als was zij hoogbegaafd. Met haar rechterhand pakte ze het geweer van de jager op en legde de loop in haar linkerhand en keek door het vizier waarin de wolf verscheen. ‘Pang’ klonk het luid door het bos en met een kogel kwam er een einde aan het leven van de wolf.
- Het trieste van deze geschiedenis is, dat het een echte goedzak was deze wolf. Er zat geen kwaad in en ondanks dat zijn gegrom geklonken had als kwaadaardig was dat in werkelijkheid niet kwaad bedoeld. Maar dat was een beetje het lullige van Jeroentje zoals hij genoemd werd. Hij kwam nooit echt goed uit de verf. Altijd een beetje dat halfslachtige zodat de mensen niet precies wisten wat ze aan hem hadden. Dat uitgerekend hij het slachtoffer moest worden van een geweerschot was triest maar ook een speling van het lot. Dan had hij maar een wat slagvaardigere aard tentoon moeten spreiden. De sukkel.
Roodkapje haalde opgelucht adem en nam zich voor zich niet meer te laten verrassen in dit bos. De afstand die ze nog moest was niet zo lang meer maar het gevaar lag op de loer. Jeroentje was niet de enige wolf in dit onmetelijke bos. Je had ook nog Midas en die had een geheel andere aard dan dat mietje van een Jeroentje. Midas was een gemene wolf die er ook gemeen uitzag. Bij hem had je nooit het idee om er eens een avond gezellig een paar glazen Westmalle dubbel mee te drinken. Nee je kon beter op je hoede zijn in het bijzijn van die gluiperd. Dat was het ook, een bloeddorstige gluiperd. Roodkapje kende hem van eerdere wandeltochtjes met mandjes door het bos. Roodkapje had weinig andere bezigheden toentertijd dan met mandjes op en neer lopen tussen haar huis en het huis van grootmoeder. Bets Dujardin deed er ook weinig aan om daar verandering in aan te brengen en vond het allemaal wel best. Toen Roodkapje nog zo’n anderhalve kilometer moest lopen om bij het huisje van grootmoeder te geraken kwam ze aan bij een rood-wit gestreept lint. Het lint was van boom tot boom gespannen en betekende dat je er niet langs mocht vanwege de mysterieuze zeer besmettelijke ziekte die grootmoeder onder de leden had. In een straal van vanuit het midden gemeten anderhalve kilometer om het huis heen was in een cirkel van boom tot boom het lint getrokken. Roodkapje trok zich er niks van aan want ze had een missie; appels en brood afgeven bij grootmoeder. En niemand zou haar daar van kunnen weerhouden…niemand. Behalve…Midas.
Midas was wakker geschrokken van het geweerschot, had zijn gymschoenen aangetrokken en was naar de plaats delict gelopen. Het was goed dat zijn reukorgaan bovenmatig presteerde want zo kostte het hem geen enkele moeite dit plaats delict te vinden. Daar aangekomen zag hij zijn achterneef Jeroentje liggen. ‘Sukkel’ dacht hij en liep in de richting waarin ook Roodkapje haar weg vervolgd had.
- Het lijkt nu alsof Midas het helemaal geen zier kon schelen dat zijn achterneef doodgeschoten was. Maar bij zijn wekelijkse sessies bij de bospsycholoog kwamen steevast de tranen! Dan was er geen houden aan zijn emoties maar aan de buitenwereld zou hij zijn daadwerkelijke emoties nooit prijsgeven. Ik vond het als schrijver belangrijk ook aan de emotionele kant van het karakter van Midas enige aandacht te schenken. Niemand is alleen maar goed of alleen maar slecht, waarvan akte.
Toen Roodkapje het lint een stukje omhoog hield om eronder door te gaan hoorde zij ineens van vlakbij zeggen ‘Zeg roodkapje, waar ga je hene?
- Ook deze zin staat in geen enkele relatie met de songtekst van het bekende liedje en berust in zijn geheel op louter toeval.
‘Ik ga naar grootmoeder koekjes brengen’ zei Roodkapje.
- Dit heeft eveneens, ja echt niets te maken ook met het lied. Roodkapje wilde niet prijsgeven dat er appels en brood in het geitenwollen tasje zaten. ‘Wat heeft zo’n wolf daar nu helemaal mee van doen’ bedacht ze en verzon ter plaatse de koekjes. (die eigenlijk door Bets Dujardin aan deze missie waren verbonden).
‘Kijk maar uit voor de gevaren van het bos’ zei Midas en vervolgde zijn weg. Hij maalde om de linten, de mysterieuze besmettelijke ziekte en de koekjes. Hij had een ander plan…
Toen Roodkapje een uur later aankwam bij grootmoeder was ze erg moe. De laatste anderhalve kilometer tot aan het huisje van grootmoeder waren zwaar. Onderweg had ze de laatste appels en het brood opgegeten en het geitenwollen zakje achteloos weggegooid. Het lelijke misvormde ding zag er niet uit en wat moest ze er verder mee?
Ondertussen was er veel gebeurd in het huisje. Midas was er heen gelopen en had aangebeld. Grootmoeder had geroepen ‘wie is daar?’ en Midas had geantwoord dat zij het was ‘Roodkapje’ en poogde daarbij zo goed mogelijk haar stem na te doen. Grootmoeder was zo doof als een kwartel, menstrueerde niet meer, zag slecht en was erin getrapt. ‘Trek maar aan het touwtje, dan gaat de deur vanzelf open’ zei ze. De wolf opende de deur en stormde hongerig het huisje binnen. Grootmoeder schrok toen ze Midas zag maar het oude mens had een mysterieuze besmettelijke ziekte en kon weinig uitrichten. Midas sprong naar haar toe en vrat haar op. Hij slikte haar zonder te kauwen in een keer helemaal door.
- Bij deze feiten heeft ook de schrijver enige bedenkingen gehad. Om grootmoeder straks weer ongeschonden terug te krijgen, mocht er niet gekauwd worden door Midas. Door veel te oefenen heeft hij dat zichzelf kunnen aanleren. Dat is de meest logische verklaring. Bij iets wat echt gebeurd is moet je jezelf soms niet te veel vragen stellen.
Midas had aanleg voor travestie en trok de kleding van grootmoeder aan.
- De schrijver verklaart hierbij dat de kleding die de wolf aantrok niet de kleding was die grootmoeder in bed droeg. In het andere geval zou grootmoeder zich eerst hebben moeten ontkleden om daarna in haar geheel naakt te worden doorgeslikt als geheel. Dat is niet gebeurd. Het zou ook vreemd geweest zijn als dat wel gebeurd zou zijn. Ik bedoel, het mens was ziek…en deed nietsvermoedend de deur open. De wolf stormde binnen en vrat haar op. Dan gaat hij niet eerst zitten wachten tot grootmoeder eerst haar kleding uit doet, haar gebreide muts, haar steunkousen, noem het maar op. Nee, en ook de wolf was niet echt in een bui om te zeggen ‘Wilt u zich eerst eventjes van uw kleding ontdoen vooraleer ik u verorber?’ Neen! Fantasie kan te ver gaan. Het is niet gebeurd.
Toen hij de kleding van grootmoeder aantrok had hij eventjes een halve erectie voelen opkomen. Maar de omstandigheden waren nu niet dusdanig dat hij daar iets mee moest. Hij had een andere missie. Als grootmoeder verkleed zou hij Roodkapje eveneens opslokken. Hij was niet op het idee gekomen Roodkapje eerder meteen bij de eerste ontmoeting bij het lint op te eten en nog had hij daar spijt van. Het zou hem een hoop moeite gescheeld hebben. Grootmoeder lag hem ook zwaar op de maag en snel haalde hij enkele tabletten Rennie uit de binnenzak van zijn ruim zittende vel.
Meestal hielpen enkele Rennies wel, hoewel hij daar nu aan twijfelde. Met het verorberen van het oude mens had Midas eveneens de mysterieuze zeer besmettelijke ziekte verorberd en zou daarvan de consequenties snel gaan ondervinden. Het slikken van wat Rennies hielp daar geen ene moer aan. Maar ja, een wolf in een doorgaans donker bos waarin weinig wereldse zaken plaatsvinden, moet je die het kwalijk nemen niet op de hoogte te zijn van de moderne geneeskunst? Allicht niet.
Maar desalniettemin vervolgde Midas zijn plan. Hij kroop in het nog warme bed van grootmoeder, zette haar slaapmuts op en zou nu wachten op de komst van Roodkapje. Nu hij nog zeker een half uur zou moeten wachten in het grote bed nam hij de gelegenheid te baat om het uiteinde van zijn stevige staart een flink stuk in zijn anus te proppen.
- De originele en waargebeurde gebeurtenissen lijken in sommige opzichten erg veel op de door H.C. Andersen verzonnen kinderversie van dit verhaal. Maar beste lezer; het gaat om de details. Lezers met oog voor details zullen de verschillen meteen herkennen. In de kinderversie worden de details die maar enigszins als schokkend ervaren zouden kunnen worden allemaal weggelaten. Hoewel H.C. Andersen volledig van die details op de hoogte was durfde hij het niet aan. Het in een kinderverhaal vernoemen van de anale spelletjes van Midas de Wolf hadden hem en zijn reputatie zeker geen goed gedaan. H.C. Andersen heeft er in het geheim een naslagwerk van 400 pagina’s over volgeschreven maar dit naslagwerk is in de loop der tijden verloren gegaan. Het is een niet officieel bevestigd gerucht dat de bladzijden van het naslagwerk als toiletpapier gebruikt zijn op het toilet van wijlen meneer Gadaffi. Dit bij gebrek aan toiletpapier tijdens zijn vlucht voor het volk. Hoe het naslagwerk in zijn handen is gekomen is onbekend.
Roodkapje kwam eindelijk aan bij het huisje van grootmoeder. Omdat ze het gebreide geitenwollen tasje met brood en appels niet meer kon overhandigen, had ze onderweg wat bramen geplukt voor grootmoeder. Bij toeval was er een ander geitenwollen tasje komen aanwaaien waarin ze de bramen kon verzamelen. Met het geweer van de jager om haar linkerschouder, en met het geitenwollen tasje in haar rechterhand liep ze het trapje van de veranda aan de voorzijde van het huisje op. Door de brievenbus hing een touwtje zoals ze het gewend was. Ze zette het geweer naast de deur, en riep tegelijk: ‘Grootmoeder, ik ben het Roodkapje!’
De wolf riep ‘trek maar aan het touwtje mijn kind dan gaat de deur vanzelf open’. En zo geschiedde.
Roodkapje liep naar binnen. Ze was nu wel eens benieuwd welke mysterieuze zeer besmettelijke ziekte oma nu wel niet onder de leden had. Nog voordat ze het wilde vragen zag ze het eigenlijk al. ‘Jeetje, grootmoeder is door de ziekte veranderd in een wolf’ bedacht ze. Maar om grootmoeder niet te kwetsen zei ze er niets over en begon een verhaaltje over haar tocht door het bos. ‘Eigenlijk wilde moeder dat ik de versleten houten schommelstoel zou brengen, maar deze heb ik in het bos moeten achterlaten.’ ‘Geen probleem hoor, lieve kind’ zei de wolf die wachtte op het juiste moment om uit bed te springen. Roodkapje keek grootmoeder aan en zei ‘maar grootmoeder, wat heeft u grote oren’. ‘Dat is om beter te kunnen horen’ zei de wolf. ‘Maar grootmoeder, wat heeft u een grote neus’ vervolgde Roodkapje.
- In werkelijkheid heeft Roodkapje ook nog een opmerking gemaakt over de grote borsten van grootmoeder. De wolf had in een poging op de echte grootmoeder te lijken een kussen onder zijn nachtjurk gestoken. ‘dat is om beter te kunnen zogen’ heeft grootmoeder geantwoord. Ook Roodkapje had dit een vreemd antwoord gevonden maar het is al eerder genoemd dat ze niet hoogbegaafd was. In doorvertellingen is de hele kwestie van de grote borsten in de vergetelheid geraakt hetgeen op zich niet vreemd is.
‘Maar grootmoeder wat heeft u een grote tanden’ sprak Roodkapje tenslotte. Toen ze dat gezegd had sprong de wolf uit bed en riep ‘Dat is om jou beter op te kunnen eten!’.
- Hoewel de tanden bij het doorslikken van prooi geen rol meer zouden spelen, waren ze onmisbaar voor het hele verhaal. H.C. Andersen heeft nog overwogen om Roodkapje te laten zeggen ‘Maar grootmoeder wat heeft u een grote tong’ …en daarop zou de wolf dan hebben moeten zeggen ‘Dat is om jou beter in te kunnen slikken’. Na veel wikken en wegen is deze versie geschrapt. We kunnen H.C. Andersen hierin niet geheel ongelijk geven. Niettemin blijft het een stuk onbenul.
De wolf verhulde zijn ware gedaante niet meer en Roodkapje voelde dat haar laatste uur geslagen had. De wolf propte haar ook met kleren en al in haar geheel in zijn grote bek en slokte haar op. Daarna waggelde hij naar buiten met zijn dikke buik en viel tegen een boom in slaap.
De jager wist inmiddels via de autoriteiten dat er geenszins sprake was van een mysterieuze besmettelijke ziekte en kwam polshoogte nemen bij het huisje van grootmoeder. Daar zag hij snel wat er gebeurd was. Hij pakte een scherp mes uit de keuken van grootmoeder en sneed daarmee de buik van de wolf open en haalde de springlevende en volledig geklede grootmoeder en Roodkapje uit de buik van de wolf tevoorschijn. Hij pakte enkele zware stenen en stopte die terug in de buik van de wolf. Daarna naaide hij die dicht. De wolf kwam even later bij zijn positieven, had dorst en bukte voorover in de waterput om bij het water te kunnen. Het gewicht van de stenen zorgde ervoor dat hij voorover in de put viel en verdronk.
De jager pakte zijn geweer en schoot het in de put leeg voor de zekerheid. Van die wolf zou niemand meer last hebben. Grootmoeder en Roodkapje waren de jager eeuwig dankbaar. De jager…en nu zal de lezer zich verbazen…pakte zijn geweer en schoot grootmoeder dood. Daarna vergreep hij zich aan Roodkapje die tot op dat moment nog maagd was. Na zijn brute daad schoot hij ook Roodkapje dood en gooide de beide lichamen achter de wolf aan in de waterput. Hij ruimde de troep op en zei tegen iedereen dat hij niet wist waar zowel de wolf, grootmoeder en Roodkapje gebleven waren. Hij nam zijn intrek in het huisje van grootmoeder en dacht daar een rustig leventje te kunnen gaan leven.
Maar gerechtigheid is nooit ver te zoeken. Door de ontbinding van de stoffelijke overschotten in de waterput ontstond en een grote vervuiling van het water wat zich erin begaf. De jager had geen weet van ziektekiemen, bacteriën en bacillen nam zijn drinkwater gewoon uit de waterput en juist dat kwam hem duur te staan. Hij stierf na twee maanden aan een mysterieuze besmettelijke ziekte.
Einde.
Admin - 20:13:34 | Een opmerking toevoegen
Lees hier Frens' blogs; altijd interessant, soms kritisch, vaak met een knipoog, actueel.
De inhoud die hier wordt weergegeven kan niet worden weergegeven vanwege de huidige cookie-instellingen.
Deze website kan inhoud of functies aanbieden die door derden op eigen verantwoordelijkheid wordt geleverd. Deze derden kunnen hun eigen cookies plaatsen, bijvoorbeeld om de activiteit van de gebruiker te volgen of om hun aanbiedingen te personaliseren en te optimaliseren.
Deze website maakt gebruik van cookies om bezoekers een optimale gebruikerservaring te bieden. Bepaalde inhoud van derden wordt alleen weergegeven als "Inhoud van derden" is ingeschakeld.